Afgelopen zomer hebben 6.849 studiekiezers deelgenomen aan de ijkingstoetsen. Dat is een forse stijging in vergelijking met het jaar voordien, al is die vooral toe te schrijven aan het feit dat de toetsen voor de richtingen bio-ingenieurswetenschappen, fysica, wiskunde en farmaceutische wetenschappen voor het eerst verplicht waren. Dat meldt de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR).
De slaagcijfers van de eerste sessie, die op 4 juli plaatsvond, bleven grotendeels stabiel in vergelijking met de voorafgaande jaren. Zo slaagden zes op de tien voor ingenieurswetenschappen (61 procent) en biomedische wetenschappen (60 procent). Het slagingspercentage voor de overige ijkingstoetsen schommelde bij de eerste sessie rond de helft, met 52 procent voor farmaceutische wetenschappen, 50 procent voor bio-ingenieurswetenschappen, 49 procent voor industriële wetenschappen en 46 procent voor zowel wiskunde als fysica.
In de tweede sessie van 27 augustus lagen de slaagcijfers een stuk lager. Zo slaagde slechts 46 procent voor ingenieurswetenschappen, 38 procent voor farmaceutische wetenschappen en 30 procent voor industriële wetenschappen. De VLIR schrijft deze lagere cijfers toe aan het aandeel late beslissers en de afgenomen parate kennis na twee maanden vakantie. Daarnaast houdt de Vlaamse Interuniversitaire Raad ook rekening met motivatiefactoren en een mogelijk corona-effect.
De ijkingstoetsen zijn bedoeld als hulpmiddelen bij de overgang van het secundair naar het academisch onderwijs. Aan de hand van meerkeuzevragen krijgt de studiekiezer een beeld van zijn wiskundige en wetenschappelijke vaardigheden en kennis, in verhouding met het verwachte instapniveau van de bacheloropleiding in kwestie. Wie minder goed scoort op de testen, wordt aangeraden zich extra voor te bereiden op het komende academiejaar, met het remediëringsaanbod van de universiteiten, of hun studiekeuze te heroverwegen.