In Vlaanderen wordt palliatieve zorg te weinig ingezet bij mensen met de chronische longziekte COPD , en vaak pas in de laatste levensweek. Dat is een pak later dan bij longkankerpatiënten, die gelijkaardige palliatieve zorgnoden en symptomen hebben. Bovendien wordt er in beide gevallen te laat ingegrepen, zeggen onderzoekers van de onderzoeksgroep 'Zorg rond het Levenseinde' (VUB/UGent), die zich baseren op een bevraging bij artsen over 6.871 overledenen in Vlaanderen in 2013.
Uit de studie blijkt dat verwijzing naar palliatieve zorg in Vlaanderen minder vaak gebeurt bij ernstige COPD (37%) dan bij longkanker (74%). Indien wel doorverwezen, wordt palliatieve zorg bij de helft van de patiënten ook later opgestart dan bij ernstige COPD (zes dagen voor overlijden) dan bij longkanker (16 dagen voor overlijden). "Dit is echter voor beide ziekten heel laat", zegt onderzoekster Charlotte Scheerens van de onderzoeksgroep 'Zorg rond het Levenseinde'.
COPD (chronisch obstructief longlijden) wordt meestal veroorzaakt door langdurig rookgedrag, luchtvervuiling of giftige stoffen en is de op twee na grootste doodsoorzaak in België. Eerder onderzoek toonde aan dat COPD en longkanker in een heel ernstig stadium gelijkaardige symptomen veroorzaken: slaapproblemen, ernstige spierverzwakking, vermoeidheid, depressie, isolatie, angst en vooral ademtekort. Naast de nodige medische zorgen is dan ook palliatieve zorg aangewezen, liefst tijdig ingezet.
De bevraagde artsen geven drie hoofdredenen aan om geen palliatieve zorg in te zetten bij ernstige COPD: palliatieve zorgnoden werden al verstrekt in de standaardzorg (40%), de artsen vonden palliatieve zorg niet betekenisvol (36%) of er was geen tijd meer voor (18%).