De manier waarop de Vlaamse overheid het contract voor de contacopsporing bij COVID-19 heeft gegund, botst op vragen en kritiek van het Rekenhof. Zo is het Rekenhof niet zeker "of de principes van gelijkheid en transparantie gerespecteerd werden". Dat er maar één offerte is ingediend, heeft de onderhandelingspositie van de overheid ook "verzwakt".
Even terug naar 20 april 2020. Toen besliste de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid dat de deelstaten een systeem van contactopsporing op poten moesten zetten tegen 3 mei. De dagen nadien draaide een eerste aanbestedingsprocedure aan Vlaamse kant in de soep. Bij de tweede procedure raadpleegde de overheid zes dienstverleners, maar uiteindelijk werd er maar één offerte ingediend , die van een consortium van callcenters, de ziekenfondsen (ZGP Intermut) en consultancybedrijf KPMG. De Vlaamse overheid gunde het contract op 5 mei voor 101 miljoen euro (excl. BTW).
Het Rekenhof heeft die overheidsopdracht nu onder de loep genomen. Over de organisatie van het contactonderzoek zelf spreekt het Rekenhof zich niet uit, maar over de totstandkoming van het contract heeft het hof wél vragen en bedenkingen.
Gelijkheid en transparantie?
Zo kan het Rekenhof "niet met zekerheid vaststellen of de principes van gelijkheid en transparantie gerespecteerd werden". Waarom? Het Rekenhof verwijst naar het feit dat er op de offertedocumenten de datum van 23 april vermeld stond. Dat is vóór de datum waarop de overheid zes ondernemingen raadpleegde. In de offerte wordt ook verwezen naar een "telefoongesprek" terwijl het bestek enkel schriftelijke communicatie toeliet.
Volgens het Agentschap Zorg en Gezondheid gaat het om "loutere vergissingen" en hebben er "op geen enkel ogenblik ongeoorloofde contacten plaatsgevonden". Maar omdat het Rekenhof geen zekerheid heeft over "het tijdsverloop, de aard en de inhoud van die contacten" kan het ook niet zeggen of de principes van gelijkheid en tranparantie zijn gerespecteerd.
Onzorgvuldigheden
Het Rekenhof wijst ook op "administratieve en juridisch-technische tekortkomingen en onzorgvuldigheden" in de procedure. Dat is wellicht mee toe te schrijven aan de snelheid van de procedure. Die omstandigheden hadden volgens het Rekenhof "ongetwijfeld een ongunstige of negatieve impact op de prijszetting, kwaliteit en finale zekerheid omtrent het aanbod". Dat er finaal ook maar één offerte was, heeft natuurlijk ook de onderhandelingspositie van de Vlaamse overheid "verzwakt", merkt het Rekenhof nog op.
Het Rekenhof merkt nog op dat de overheid verschillende "nuttige, concrete suggesties" van de Inspectie Financiën naast zich heeft neergelegd en dringt tot slot aan op een "doorgedreven en nauwgezette opvolging van de uitvoeringsfase door het Agentschap Zorg en Gezondheid".
Saga blijft duren
"De saga rond de contacttracing blijft duren", reageert Vlaams parlementslid Hannes Anaf (sp.a). "Het moest dan wel snel gaan, maar snelheid is geen excuus om alle basisprincipes van overheidsopdrachten aan de laars te lappen, met het gevolg dat we nu al maandenlang te veel betalen voor een slechte dienstverlening", aldus Anaf.
Volgens Anaf blijkt uit het rapport ook dat de overheid 670.000 euro bovenop het contract heeft betaald. "We betaalden niet alleen een hele zomer voor contacttracers zonder werk, maar in een bij-akte bij het contract werd blijkbaar ook nog eens 670.000 euro toegekend aan de callcenters omdat er geen werk was! We betaalden twee maal, zonder dat daar enige prestatie tegenover stond", reageert Anaf.
Sp.a dringt (opnieuw) aan op een onderzoek naar de werking en financiering van de contactopsporing. "Dit rapport over de gunning maakt duidelijk dat dit dringend nodig is", besluit Anaf.