Niet alle geneesmiddelen hebben hetzelfde effect op iedereen. Soms is de effectiviteit minder of treden er ernstige bijwerkingen op. Een genetische test (PGx) kan nagaan in hoeverre het DNA van een patiënt de werking van een geneesmiddel beïnvloedt, maar het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) vindt dat hierbij meer expertise nodig is.
"De randvoorwaarden voor een efficiënt gebruik van farmacogenetica zijn momenteel niet voldoende aanwezig. Er bestaat geen consensus over het klinische nut van sommige genetische tests", zegt het KCE in een advies op vraag van de ziekteverzekering (Riziv). "Voor een meer geharmoniseerd en wetenschappelijk onderbouwd beleid rond deze testen is er onder andere meer inzet van expertise in klinische farmacologie n odig."
PGx-tests kunnen nu al door artsen in België aangevraagd worden. Voor een 20-tal indicaties is er ook een terugbetaling door de ziekteverzekering voorzien, wanneer de analyse van het staal gebeurt in een centrum menselijke erfelijkheid. In 2022 werden er zo 8.500 PGx-testen uitgevoerd in België, waarvan meer dan de helft betrekking had op oncologische indicaties, vooral om de toxiciteit van bepaalde kankergeneesmiddelen te voorspellen. De RIZIV-uitgaven voor die testen bedroegen bijna 1,5 miljoen euro.
Maar de wetenschappelijke bewijskracht voor alle genetische indicaties is niet even hoog en dus bestaat er discussie over het klinisch nut van routinematig testen, aldus het KCE. Het Kenniscentrum wijst er ook op dat genetische variaties slechts één van de vele factoren zijn die de werkzaamheid en veiligheid van een geneesmiddel kunnen beïnvloeden.
Experts klinische farmacologie
Het pleit dan ook voor de inzet van experts in klinische farmacologie, "om een objectieve inschatting te maken van wanneer een PGx-test nodig is". Die experts zouden best betrokken worden bij advies aan artsen, consultaties met patiënten rond optimalisatie van de medicatie, de ontwikkeling van evidence-based klinische praktijkrichtlijnen en de opleiding van zorgverleners.
Het KCE beveelt ook aan om de Riziv-lijst met terugbetaalde tests te verduidelijken en te updaten op basis van een wetenschappelijk gefundeerde procedure. Daarnaast pleit het voor het opstellen van nationale richtlijnen rond het communiceren van farmacogenetische informatie. "De patiënt dient vóór de test voldoende ingelicht te worden over de implicaties. Er moeten ook richtlijnen ontwikkeld worden over de manier waarop de laboratoria de resultaten moeten meedelen aan de behandelend artsen en hoe de patiënten geïnformeerd worden. Ook moet worden vastgelegd hoe, waar en welke farmacogenetische informatie in het gedeelde elektronische patiëntendossier wordt opgeslagen, en welke zorgverleners er toegang toe zullen krijgen."