In de media worden deze twee mogelijkheden al te vaak afgeschilderd als tegenstellingen. Het gaat echter om twee zijden van eenzelfde medaille: het levenseinde. Geven we onszelf de mogelijkheid om dit te bereiken?
Het Europees Instituut voor Bio-ethiek schuift drie maatschappelijke feiten naar voren die rechtstreeks betrekking hebben op dit onderwerp. Het achtste verslag van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie bevat cijfers waarachter levens schuilgaan. Niet alleen het leven van de persoon die om euthanasie heeft gevraagd, maar ook dat van zijn of haar naasten. Zo vernemen we dat er in de periode 2016-2017 euthanasie is uitgevoerd op twee kinderen en een adolescent. De twee kinderen, 9 en 11 jaar, hadden respectievelijk een hersentumor en cystische fibrose. De adolescent leed aan myopathie van Duchenne. De uitbreiding van euthanasie tot minderjarigen, zonder leeftijdsbeperking, die is goedgekeurd in 2014, moet voldoen aan verschillende voorwaarden: onder andere dat de dood te voorspellen is, en binnen afzienbare tijd zal optreden.
Sommigen waren verbaasd omdat de levensverwachting van patiënten met cystische fibrose momenteel 43 jaar bedraagt, met een vrij goede levenskwaliteit. Maar in het geval waarover de Commissie zich heeft gebogen, was ze van mening dat euthanasie toegestaan was. Sommigen betreuren deze toestemming. Zonder te willen beweren dat we een bevoegde advies uiten, vermelden we dat er 2.028 keer euthanasie is uitgevoerd in 2016 en 2.309 keer in 2017, telkens in een verhouding van 78% aan Nederlandstalige kant en 22% aan Franstalige kant. Euthanasie bij kinderen bedraagt bij ons dus slechts 0,1% van alle gevallen.
Het is interessant om deze cijfers te bekijken in het licht van de personen die een wilsverklaring hadden ingevuld voor het geval dat ze onomkeerbaar buiten bewustzijn of in een coma zouden raken. In een periode van tien jaar zijn er 170.942 van deze verklaringen afgelegd, waarvan er naar verluidt 128.291 nog altijd geldig zijn. We wijzen erop dat deze verklaringen nietig zijn als ze niet na vijf jaar worden hernieuwd.
"Niet (niet) reanimeren"?
Het is overigens ook mogelijk om zo’n verklaring te herroepen. Sinds het bestaan ervan hebben 382 burgers dat gedaan, van wie 98 in 2016-2017.
In deze periode kregen 58 personen euthanasie op basis van hun wilsverklaring omdat ze vergevorderd buiten bewustzijn waren of zich in een onomkeerbaar geacht coma bevonden.
Moeten we dit in verband brengen met het chronische tekort aan of het volledige ontbreken van financiering voor palliatieve zorg in België? Als burger en zorgverlener moeten we die vraag in elk geval stellen.
De wet zegt evenwel dat elke zwaar zieke een beroep moet kunnen doen op palliatieve zorg. In de praktijk is dat zeker niet het geval. Nemen we als voorbeeld de provincie Luxemburg, die beschikt over twaalf bedden, verspreid over twee centra. Ook palliatieve zorg thuis organiseren blijkt niet zo eenvoudig voor de naasten. Volgens gegevens van de vzw Accompagner Fammenne Ardenne zouden de middelen die het RIZIV ter beschikking stelt, volstaan om 180 patiënten te verzorgen… Ze hebben er 400. Hetzelfde verhaal in het ziekenhuis Jolimont, dat beschikt over zes bedden voor palliatieve zorg, gefinancierd met eigen middelen.
Ook hier gaat het om een maatschappelijke keuze. Het levenseinde draaglijker maken beperkt zich niet tot euthanasie met alle mogelijke begeleiding die daarbij hoort. Ongeacht of er euthanasie wordt toegepast of niet, heeft een zieke wettelijk recht op palliatieve zorg. Er bestaan verschillende definities, maar in essentie bevelen ze allemaal aan om de levenskwaliteit voor de patiënt en voor zijn naasten zo lang mogelijk te garanderen en te optimaliseren. We moeten hiervoor alleen middelen vrijmaken.