Onze 75-plussers nemen nog altijd te veel geneesmiddelen, blijkt uit een studie van de Socialistische Mutualiteiten. Dr. Bart Demyttenaere licht een en ander toe. "We willen niemand een steen werpen, maar we vragen meer aandacht voor vroegtijdige zorgplanning en medico-farmaceutisch overleg."
“Gemiddeld omvat het geneesmiddelengebruik 15 verschillende geneesmiddelen tijdens de laatste levensmaand. Bij palliatieve patiënten krijgt een op de drie ongepaste medicijnen zoals cholesterolverlagers die enkel zinvol zijn op de lange duur. Al te vaak worden bepaalde protocollen als het ware op automatische piloot opgestart”, luidt de boodschap.
De gegevens van de studie zijn afkomstig uit twee databanken met daarin alle
afleveringen van geneesmiddelen: Farmanet (afleveringen in de openbare apotheken) en Medhosp (afleveringen in de ziekenhuisapotheken). Een belangrijke bemerking is dat Farmanet enkel afleveringen van vergoedbare (plus een beperkt aantal niet-vergoedbare) geneesmiddelen bevat, maar niet de meeste niet-vergoedbare geneesmiddelen (kalmeer- of slaapmiddelen, bepaalde pijnstillers, etc.).
Ondersteuningstools en mindshift patiënt
Het komt erop aan om in die fase te bekijken wat nog (on)gepaste geneesmiddelen zijn. “Ondersteuningstools kunnen die beslissingsboom faciliteren. We moeten ook naar een breder gedeeld medisch dossier en meer overleg tussen artsen onderling en apothekers.” Het ziekenfonds wil de patiënt en zijn omgeving hiervan meer bewust maken en meer inspraak geven. Aan de patiënt zelf ook om een mindshift maken en niet steeds te denken dat een arts alleen verdienstelijk is als hij een pilletje voorschrijft.
Tijdens het laatste levensjaar van een 75-plusser verdubbelt het aantal medicijnen en wellicht is dat nog een onderschatting. “Uiteraard heeft die medicatie zeer vaak nut, we willen niemand een steen werpen”, verduidelijkt dr. Demyttenaere, directeur Medisch Beleid bij de SocMut. “Gelukkig krijgt 84% van de patiënten en 91% van de palliatieve patiënten tijdens de laatste drie levensmaanden ook gepaste medicatie voorgeschreven. Dat neemt niet weg dat dat een derde van de palliatieve patiënten medicatie krijgt zonder meerwaarde. Een bekend voorbeeld zijn cholesterolverlagers voor patiënten met een lage levensverwachting. Voor dat soort patiënten weegt het voordeel niet meer op tegenover eventuele bijwerkingen of risico’s.”
Het rapport meldt dat bijna de helft (45%) van alle medicatie afgeleverd aan 75-plussers geneesmiddelen zijn voor het hart-vaatstelsel. Op grote afstand volgen geneesmiddelen voor het maagdarmkanaal en de stofwisseling (14%), het bloed en de bloedvormende organen (14%) en het zenuwstelsel (14%).
Het medicatiegebruik bij 75-plussers is tussen 2011 en 2019 verder toegenomen.
De top vijf van meest afgeleverde geneesmiddelen (op ATC3-niveau) tijdens de 12e maand voor overlijden zijn antistollingsmiddelen (antitrombotica), maagzuurremmers, stoffen werkend op het renine-angiotensinesysteem6, bètablokkers en vochtafdrijvende middelen (antidiuretica). Als we inzoomen op de laatste levensmaand zijn dat vooral antitrombotica, bloedvervangers en perfusieoplossingen, analgetica (pijnstillers), antibacteriële middelen voor systemisch gebruik (antibiotica) en maagzuurremmers.
Het ziekenfonds dringt ook aan op een tijdige start van vroegtijdige zorgplanning. Het vraagt dat artsen daar voldoende oog voor hebben, al is het tijdstip om die start precies te bepalen niet altijd evident. En het medico-farmaceutisch overleg werkt goed maar wordt volgens de SocMut te weinig benut. “De apotheker verdient het om in deze materie naar waarde te worden geschat. Ook de geriater verdient hier meer ruimte.”