Via de analyse van 27 indicatoren stelt het jongste KCE-rapport over zorg chronisch zieken een pak tekortkomingen vast. Te beginnen met het feit dat patiënten met chronische ziekten moeilijk te identificeren zijn in de Belgische gegevensbanken en dat ze niet altijd gebruik maken van de voordelen die voor hen bestemd zijn (zoals de referentie-apotheker of zorgtrajecten).
Sommige indicatoren scoren zeer goed, zoals de kwaliteit van de relatie met de arts, terwijl de toestand voor andere meer zorgwekkend is, zoals het risico op vermijdbare ziekenhuisopnames voor mensen met chronische bronchitis, de kwaliteit van de follow-up voor mensen met diabetes of het risico om zorg te moeten uitstellen om financiële redenen. Preventie blijft – zoals zo vaak – het zorgenkindje.
Performantie-scorekaart
Om de vier à vijf jaar publiceert het KCE een scorekaart over de prestaties van het Belgische gezondheidszorgsysteem, in samenwerking met Sciensano, het Riziv, de FOD Volksgezondheid en de overheidsdiensten van de gefedereerde entiteiten bevoegd voor volksgezondheid. In het vandaag gepubliceerde rapport ligt de nadruk op zorg voor mensen met een chronische ziekte, en dit naar aanleiding van een verzoek van het Observatorium voor chronische ziekten.
Verbazingwekkend: er bestaat in België namelijk geen officiële definitie van chronische ziekte. Wel bestaan er verschillende definities naast elkaar, naargelang men een epidemiologisch doel nastreeft (de evolutie van deze ziekten volgen, hun determinanten analyseren, enz.), financiële bescherming nastreeft (hen beschermende maatregelen toekennen zoals het “statuut chronische aandoening” - zie hieronder), enz.
De onderzoekers moesten dus creatief zijn in hun analyses, door de beschikbare gegevens op passende wijze met elkaar te vergelijken, zowel financiële (gegevens van de ziekenfondsen), diagnostische (Minimale Ziekenhuis Gegevens van de FOD Volksgezondheid) als epidemiologische gegevens (Gezondheidsenquête van Sciensano, Kankerregister, enz.).
Hoe men deze mensen ook identificeert, het lijdt geen twijfel dat hun aantal in België gestaag toeneemt en dat hun levenskwaliteit slechter is dan die van de rest van de bevolking.
Maatregelen ter verbetering
Een voorbeeld van een maatregel ter verbetering van de kwaliteit is de invoering van zorgmodellen voor diabetespatiënten (conventies voor follow-up door gespecialiseerde centra, zorgtrajecten en pre-trajecten), om de follow-up te organiseren door hun huisarts, in overleg met gespecialiseerde artsen en andere gezondheidswerkers. Deze zorgmodellen worden op grote schaal toegepast bij diabetici die met insuline worden behandeld, maar veel minder bij diabetici die met andere hypoglycemische geneesmiddelen worden behandeld.
Een andere maatregel is de oprichting, sinds oktober 2017, van "referentie-apothekers". Zij ondersteunen patiënten met chronische aandoeningen bij het monitoren van hun medicatie. Deze maatregel begint geleidelijk ingang te vinden, maar wordt nog te weinig toegepast. Ook het percentage chronische patiënten dat bij de huisarts een Globaal Medisch Dossier (gmd) heeft geopend, ligt weliswaar hoger dan dat van de algemene bevolking, maar lijkt de laatste jaren niet te zijn toegenomen.
Het goede nieuws is dat chronische patiënten (en eigenlijk alle patiënten) nog steeds zeer tevreden zijn over de relatie met hun arts. De tijd die besteed wordt, de ontvangen uitleg, de betrokkenheid bij beslissingen over de zorg: al deze indicatoren staan op groen.
Er was ook een daling van het aantal "vermijdbare" ziekenhuisopnames voor astma en diabetes. Vermijdbare ziekenhuisopnames worden beschouwd als een algemene weerspiegeling van de doeltreffendheid van de eerstelijnszorg, aangezien deze patiënten, indien zij naar behoren gecontroleerd worden, geen complicaties zouden mogen ontwikkelen waarvoor ziekenhuisopname nodig is. Anderzijds is de stijging van het aantal ziekenhuisopnames voor chronische obstructieve longaandoeningen (COPD) potentieel zorgwekkend.
Betaalbaarheid zorg laat te wensen over
Een maatregel die specifiek gericht is op mensen met een chronische ziekte is het door het Riziv toegekende "statuut chronische aandoening". Dit statuut geeft bijvoorbeeld toegang tot een gunstiger systeem van de maximumfactuur (terugbetaling van remgelden boven een bepaald plafond).
Het aandeel van de persoonlijke bijdragen aan de gezondheidszorg in huishoudens met een chronisch zieke is inderdaad lager dan in de algemene bevolking. Maar het is niet mogelijk te weten of dit het resultaat is van financiële beschermingsmaatregelen... of dat het een teken is dat zorg om financiële redenen wordt uitgesteld, vooral die waarvoor een aanzienlijke eigen bijdrage nodig is? Denk aan tandverzorging of bezoeken aan specialisten. Het lijkt erop dat beide hypothesen geldig zijn.
Chronische patiënten melden inderdaad dat zij meer medische zorg uitstellen om financiële redenen, en huishoudens met een chronische patiënt worden vaker geconfronteerd met "catastrofale" uitgaven voor gezondheidszorg (deze term verwijst naar eigen bijdragen die het vermogen van het huishouden om te betalen met 40% overschrijden).
Het is ook zorgwekkend dat veel chronisch patiënten niet op de hoogte zijn van de bestaande rechten en beschermingsmaatregelen waarop ze aanspraak zouden kunnen maken. Het KCE roept de verschillende zorg- en sociale actoren op om deze mensen proactiever te informeren.
Preventieve zorg op halve kracht
In deze evaluatie van de performantie van het gezondheidszorgsysteem wordt de preventieve zorg weergegeven door drie indicatoren: griepvaccinatie van ouderen, borstkankerscreening en regelmatig contact met een tandarts.
De vaccinatiegraad tegen griep is hoger voor mensen met een chronische ziekte dan voor mensen zonder chronische ziekte, wat een goed resultaat is. De screening op borstkanker is echter nog steeds te laag in vergelijking met het Europese gemiddelde, zowel voor vrouwen met als zonder chronische ziekte.
Regelmatig contact met een tandarts komt over het algemeen vaker voor bij mensen met een chronische ziekte, maar neemt evenredig af met de leeftijd (als gevolg van de verlaging van het vergoede deel vanaf 18 jaar).