In een zeer recente studie van de internationale vereniging CERDEN (Centre Européen pour la Recherche, le Développement et l’Enseignement de la Nutrition et de la Nutrithérapie) werd nagegaan of er mogelijk een verband bestaat tussen de kennis over voeding en voedselopname bij moeders en de voedingsstatus van hun kinderen (van 7 tot 10 jaar).
Methode
Deze studie onderzocht 133 moeders met interesse in voeding van verschillende leeftijden en opleidingsniveaus. De vrouwen woonden allemaal in België en er werd geen onderscheid gemaakt op basis van afkomst. Alle moeders hadden een kind tussen 7 en 10 jaar oud. Het ging om een retrospectief longitudinaal onderzoek waarbij de voedingskeuzes van de moeders voor hun kind werden beoordeeld aan de hand van een Food Frequency Questionnaire (FFQ). Via een meerkeuzevragenlijst over voeding, dieetleer en voedselopname konden de deelnemers in twee groepen worden verdeeld naargelang hun kennis (G+ en G-) (1). De voedingsstatus van de kinderen werd beoordeeld op basis van gegevens uit de Belgische Voedingsmiddelentabel en vergeleken tussen groepen (hoofddoelstelling) en met de aanbevelingen (ADH) van de Hoge Gezondheidsraad (secundaire doelstelling). De statistische analyse – met als drempelwaarde α = 0,05 – werd gebruikt om de aandacht te vestigen op de verbanden tussen de bestudeerde variabelen.
Resultaten
Er werden significante verschillen tussen de twee groepen (hierna respectievelijk ‘G+ vs. G-’) vastgesteld op het vlak van de opname van energie (2.113,3kcal vs. 1.650,1kcal), koolhydraten (266,5g vs. 202,2g), kalium (950,9mg vs. 656,6mg), calcium (796mg vs. 563,2mg), fosfor (919,1mg vs. 627,3mg), magnesium (127,9mg vs. 92,8mg), zink (6mg vs. 4,5mg) en vitamine C (95mg vs. 61,2mg). De verdeling van de energierijke macronutriënten in functie van de TEB (2) is grotendeels identiek en ligt vrij dicht bij de aanbevelingen, uitgezonderd wat de suikers betreft (3) (P, L, G (S): 12,3%, 34,9%, 50,5% (23,2%) vs. 12,8%, 35,9%, 49% (21,8%)). Vergeleken met de ADH zien de onderzoekers bij de groep G+ een significant hogere opname van energie (2.113kcal vs. 1.762kcal), proteïnes (65,2g vs. 26,5g), lipiden (81,9g vs. 63,6g), suikers (122,6g vs. 44g), natrium (1.853mg vs. 800mg) en fosfor (919mg vs. 700mg). Bij de groep G- ligt de opname van energie significant dicht bij de aanbevelingen (1.650,1kcal vs. 1.762kcal) en zien we een hogere opname van proteïnes (52,9g vs. 26,5g), suikers (90g vs. 44g) en natrium (1.474,6mg vs. 800mg).
Besluit
Het gaat in dit geval om een eerste studie op kleine schaal die op een zeer bescheiden manier een verband tracht te leggen tussen de kennis over voeding en voedselopname bij moeders en de voedingsstatus van hun kinderen. Het lijkt erop dat een uitgebreide kennis een rol kan spelen bij de voedingskeuzes die de moeders voor hun kinderen maken. Hoewel de verdeling van de voedingsstoffen aan beide zijden zo goed als gelijk lijkt te zijn, zouden de profielen met een betere kennis neigen naar een hogere TEB, niet alleen in vergelijking met de tegenovergestelde profielen maar ook ten opzichte van de aanbevelingen. De facto leidt dat tot een groter verschil met bepaalde ADH’s.
September 2021 – www.cerden.org
1. G+ is de groep met de beste kennis en G- de groep met de minst goede kennis.
2. TEB: Totale Energiebehoefte
3. Deze informatie moet uiterst voorzichtig worden gebruikt, gezien het terminologische verschil tussen het begrip ‘suikers’ dat beschikbaar is via de software en de aanbeveling op het vlak van ‘toegevoegde suikers’ van de HGR.