In deze studie zijn 2 resultaten over een periode van 45 dagen na de ziekenhuisopname beoordeeld: geneesmiddelengerelateerde incidenten en een subunit die werd gedefinieerd als klinisch belangrijke medicatiefouten, waaronder vermijdbare of verbeterbare bijwerkingen en potentiële bijwerkingen, namelijk geneesmiddelengerelateerde fouten waardoor misschien nog geen enkele patiënt schade heeft opgelopen, maar wat in de toekomst wel zou kunnen gebeuren als er niets aan wordt gedaan. In de ene patiëntengroep stond een apotheker in voor de preventie van bijwerkingen; de andere patiëntengroep kreeg deze interventie niet.
In totaal namen 361 patiënten deel aan de studie (gemiddelde leeftijd 68,7 ± 9,3 jaar; 49% vrouwen; 88,4% blank). Van hen werden er 180 (49,9%) willekeurig gekozen en toegewezen aan de interventiegroep en 181 (50,1%) aan de controlegroep. In totaal kregen 100 deelnemers (27,7%) te maken met 1 of meer geneesmiddelengerelateerde incidenten, en 65 (18%) met 1 of meer klinisch belangrijke medicatiefouten. Er werden 81 geneesmiddelengerelateerde incidenten vastgesteld in de interventiegroep en 72 in de controlegroep, waarvan 44 klinisch belangrijke medicatiefouten in de interventiegroep en 45 in de controlegroep. De interventie had geen significante invloed op het aantal geneesmiddelengerelateerde bijwerkingen per patiënt (verhouding van het niet-gecorrigeerde incidentiecijfer, 1,13; BI 95%, 0,83-1,56) of klinisch belangrijke bijwerkingen en medicatiefouten (verhouding van het niet-gecorrigeerde incidentiecijfer, 0,99; BI 95%, 0,65-1,49).
Deze studie lijkt negatief, maar er waren waarschijnlijk niet voldoende personen in opgenomen, want het aantal voorvallen lijkt bijzonder laag. Het zou nuttig zijn om dit onderzoek op grotere schaal uit te voeren.