Deze week zal minister van Volksgezondheid Maggie De Block meer vertellen over de toekomst van de 24 mobile health-projecten. Welke projecten zullen het halen en welke niet? Het is bang afwachten. En dan moet de minister ook nog werk maken van de vergoeding van zorgverstrekkers en van de terugbetaling.
Bij de voorstelling van het nationaal eGezondheid plan werd voorzien om tegen 2019 een kader te creëren om mobile health toepassingen te integreren in het Belgisch gezondheidszorgsysteem. Daarbij moest rekening gehouden worden met een aantal kwalitatieve, juridische, organisatorische en financiële aspecten. Tot op vandaag gaf de regering 3,25 miljoen euro uit voor de eerste testfase waarbij 24 projecten betrokken waren. Vrijdag passeerden de laatste acht (van de 24) projecten voor de verzamelde experts bij het Riziv om ‘lessen te trekken’ en om de fase van de validatie-piramide te starten (Europees EC-label, privacy-test, interoperabiliteit, enz.).
Vraag is welke projecten verder gezet worden, waaronder projecten in de stroke-zorg, diabeteszorg, zorg voor patiënten met chronische pijn, geestelijke gezondheidszorg, zorg bij cardiovasculaire aandoeningen of een ander zorgdomein (oncologie, slaapapneu en COPD). Tot nog toe kregen niet meer dan drie van de 24 projecten een EC-label.
Een van de essentiële vragen waarop de minister een antwoord zal moeten vinden is de implementatie van een permanent model voor de vergoeding van zorgverstrekkers en de terugbetaling van m-health toepassingen door de ziekenfondsen. In de komende maanden kunnen de eerste apps en software . gevalideerd worden. Eenmaal er een juridisch en terugbetalingskader is, kunnen apps voor een langere duur hun intrede doen in ziekenhuizen of huisartsenpraktijken, of in beide, al naargelang de pathologie.
Voor patiënten en artsen is dit een bescheiden begin van een revolutie in hun relatie met onder meer ziekenfondsen, ziekenhuizen en thuiszorg.